Deze richtlijn is van toepassing op entiteiten ongeacht of zij voor de vennootschapsbelasting inwoner zijn van een lidstaat of van een derde land.
Indien een entiteit evenwel voor de vennootschapsbelasting inwoner is van een derde land waarmee de lidstaat in kwestie een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft, vindt deze richtlijn alleen toepassing als dat verdrag bepalingen bevat die vergelijkbaar zijn met de artikelen 4 en 5 van deze richtlijn met betrekking tot het derde land en deze bepalingen van kracht zijn.